Uit mijn broekzak pak ik mijn smartphone om te kijken of ik wel in de goede metro zit. Ik reis van metrostation Teatre a Shar naar Tajrish in Teheran. Er staat een man tegenover mij, hij pakt op zijn beurt een oude Nokia uit zijn broekzak. Onze blikken kruisen elkaar even voor de man op het zwart witte scherm van zijn Nokia een nummer intoetst. Ik, met oordopjes in mijn smartphone geprikt, een telefoon die bijna functioneert als computer, voel me even een rijke westerling.
Teheran, de hoofdstad van Iran. Uit de lucht, of uit de Milad toren, lijkt het op iedere andere stad. Met misschien een tikketje veel smog vanwege de vele auto’s en brommers die er van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat rondrijden.
Ik zet een muziekje op die ik stream via een VPN omdat de iTunes service hier niet toegankelijk is. Ik ben gewend internet vrij te kunnen gebruiken, wat in Iran toch anders is. Nu is het niet alleen zo dat de overheid in Iran dit blokkeert, het heeft ook te maken met de aangescherpte sancties en boycot van Amerika. Trump heeft Apple gedwongen populaire Iraanse applicaties uit de App Store te halen. Er zijn gelukkig altijd wel manieren om dit te omzeilen. Met een VPN, of een in Iran werkende App Store genaamd Sipapp waarmee ik dan toch de taxi applicatie Snapp (de Iraanse Uber) kan downloaden. Hiermee betaal ik een vaste prijs voor een taxirit, om te voorkomen dat ik de vijfvoudige prijs van de taxichauffeurs op straat betaal.
Maar zelfs als ik gebruik maak van een vijfvoudig geprijsde taxirit van 15 minuten betaal ik nog maximaal 1,5 euro. Vorig jaar was dit helemaal niet zo, voor je beeldvorming, toen was een euro nog 60.000 Rial, nu 160.000 Rial.
Alle stoelen in de metro zijn bezet. Ik zit op mijn hurken en besluit op de grond te gaan zitten. Veel mensen staren naar mij, en niet perse omdat het raar is dat ik hier zit, mensen kijken vooral naar mijn uiterlijk. Ik vraag mij vaak af wat ze dan denken. Tijdens dat afvragen glimlach ik dan terug of zeg hallo om het ijs te breken. Ik krijg dan altijd een vriendelijke glimlach terug, een soms ietwat gespannen glimlach. Een verkoper stapt over mijn benen met een grote vuilniszak met kleding die hij probeert te verkopen in de metro. Dat ik hier trouwens in de metro zit hoeft helemaal niet. Een ritje met de Snapp taxi zou wellicht sneller en comfortabeler zijn en nog steeds bizar goedkoop voor Nederlandse begrippen. Maar niets weerhoud mij om gewoon net als iedereen in de metro te stappen, er is veel meer te zien en te beleven.
Ik ben voor de derde keer in Iran, dit keer om mijn vader het land te laten zien. Er is veel veranderd in vergelijking met mijn laatste bezoek met Lisa vorig jaar. Niet dat ik dat op het eerste gezicht zie op straat, maar van de verhalen van de mensen die mij van alles vertellen.
En nu met mijn derde bezoek en door alle verhalen begin ik Iran beter te begrijpen. Gekker gezegd, dit land heeft een speciale plek in mijn hart gekregen. Ik kan dat gevoel van een speciale plek in mijn hart trouwens niet zo goed uitdrukken. Ik probeer het vaak uit te leggen door de warmte, verbondenheid en gastvrijheid onder de mensen te benadrukken. Met daarbij het beleid van de overheid en religieuze leiders van het land dat ervoor zorgt dat de Westerse invloeden nauwelijks zichtbaar zijn. De werkelijkheid is een moderne wereld verscholen achter ramen en deuren, in foto’s en video’s op Instagram en niet te vergeten in de gekopieerde Amerikaanse restaurants en moderne koffiewinkels in de stad.
Iran ben ik gaan leren kennen als het land van twee gezichten. De Islamitische Republiek Iran, waarvan je de invloeden terugziet op straat en op de staatstelevisie. En modern Iran, waarvan veel van de werkelijkheid verscholen is vanwege het beleid van de overheid. Ook al is veel verboden zorgt iedereen er wel voor dat ze toegang hebben tot zo onderhand alles wat we in Nederland ook hebben. Het is alleen allemaal ietsje spannender omdat het eigenlijk niet mag.
Dat er veel niet mag in Iran, daar is iedereen maar al te bewust van. In Teheran kijk ik er niet meer van op dat mensen klagen over de overheid. Nu helemaal de economie van het land verslechterd door de weer aangescherpte sancties van Amerika.
Ik merk het overal. Amir, de Snapp taxichauffeur die tijdens een ritje naar het centrum aan mij vraagt of hij kans heeft om in Europa zijn werk als software programmeur te kunnen doen. Deliyar, die tijdens een diner in haar met spullen uit Ikea in Istanbul ingerichte appartement, vertelt hoe ze manieren zoekt om te gaan emigreren. Negar, die uitlegt dat haar spaargeld gehalveerd is door de heftige inflatie van afgelopen jaar en graag met haar Indiaanse man een jaar in IJsland wil gaan wonen. Elham, die met haar man Mahdi deze week een Engelse test gaat doen om hopelijk toegelaten te worden op een Australische universiteit.
Het land waar ik zo graag kom voor de warmte, verbondenheid en gastvrijheid, wil zo onderhand iedereen die ik ken verlaten voor een betere toekomst ergens in een Westers land.
Zo beland ik de laatste dag van mijn week in Iran in de bergen ver van Teheran vandaan, voor een gezellige picknick. We rijden anderhalf uur naar het noord-oosten en lopen ook nog eens twee uur langs een riviertje omhoog naar een plek in de bergen. Een plek bij een kleine waterval, waar we uitgebreid gaan eten en drinken. Een plek waar de hijabs even af gaan en waar we zelfs stiekem even gaan dansen.
Een plek in de bergen waar ik even kan beleven hoe waardevol het is om je vrij te voelen.