Op een dag, tegen het vallen van de avond, zit ik nog op mijn fiets. Ik ben in Thailand. Het is 17:00u en de zon laat nog even zijn laatste glimlach over dit stukje aarde los. Waar ga ik slapen? Het is iedere dag wel weer een zoektocht. Zal ik nog verder fietsen of hier de velden in duiken? Hier in Thailand zijn de mensen gelukkig heel vriendelijk. Helemaal in de dorpjes. Ik besluit een van de Buddhistische tempels binnen te fietsen. Een monnik zit op een stoel en staart voor zich uit. Ik rij naar hem toe en begroet hem vriendelijk met: “Sa wat dee, ghap.” Ik begin mijn tovertas met handgebaren leeg te schudden. De monnik kijkt me verbaast en vol ongeloof aan. De zon gaat inmiddels onder. De monnik staart weer voor zich uit. Ik begrijp het niet, hij begrijpt het niet. Ik besluit maar weer verder te fietsen.
Als ik eens zijn taal kon spreken.
In Vientiane in Laos, op de dag dat ik mijn Thaise visum op kon halen, besloot ik direct de stad uit te fietsen. Ook al ontmoette ik een bijzonder persoon, ik voelde me nog steeds niet helemaal op mijn gemak en moest verder. De vorige dag was mijn verjaardag, die al met al nog helemaal niet verkeerd was. Overdag een bezoekje aan het bekende Buddha Park. Op een scooter voor slechts 7 euro aan huur. In de avond zat ik samen met nog vijf andere nationaliteiten een taart uit te blazen.
Zo had ik het nog niet eerder meegemaakt.
De volgende dag fietste ik de grens over van Laos naar Thailand. En ja, hier kwam ik bij het eerste punt van mijn hele reis waar ik van weghelft moest wisselen. In Thailand, Maleisië en Singapore rijden ze namelijk aan de linkse kant. En als je al 10 maanden rechts fietst is dat toch even wennen.
Direct toen ik over de grens was herinnerde ik me iets. Had ik geen uitnodiging van iemand ontvangen hier in het noorden van Thailand? Ik besloot snel een restaurantje op te gaan zoeken. Voor WiFi. Dat werkt hier in Thailand uitstekend. En ja hoor, het was Bram Verloop, een oud Rotterdammer, die via een interview voor radio Rijnmond bij mijn website terecht was gekomen. “Henk, ik zie dat je in de buurt komt van Udon Thani, hier woon ik en ben je van harte welkom.” Ik stuurde hem een mailtje terug dat ik vandaag in deze stad aan zou komen.
Tegen het vallen van de avond kwam ik aan bij Bram. Het klikte meteen. Alles ging hier op z’n gemakkie: “Weet je Henk, ik heb een kamer voor je, je blijft hier lekker zo lang als je wilt.” Dit liet ik mij geen tweede keer zeggen. Ik besloot deze dagen even te gebruiken om weer bij te komen, me weer goed te gaan voelen. Eigenlijk voelde ik mij direct al beter, dit recht door zee gezelschap was wat ik even gemist had. Goeie humor, gewoon genieten van het leven. En ja, dat is hier in tropisch Thailand best goed te doen.
De dagen vlogen om. Ad, een vriend van Bram kwam iedere avond even langs om te vieren dat Bram een gast had. Een gast die op de fiets uit Nederland hierheen was gekomen. Het was leuk en voelde als waardering. Ik vond het dan ook moeilijk om weer te vertrekken. Maar ik voelde me weer helemaal goed, opgeladen met frisse energie, en klaar om de volgende 600 kilometer naar Bangkok te fietsen.
Zo werd ik ingeleid in het ‘relaxte’ deel van mijn reis. Relax omdat de temperaturen beter zijn. De lunches noodle soup in de wegrestaurants een euro kosten. Er staat een lekker meewindje richting het zuiden. En een aangeschaft ‘bike for dad’ shirt doet wonderen. Iedere voorbijganger steekt even zijn duim op.
‘Bike for dad‘ staat voor vaderdag maar met de koning als symbool van vaderschap in Thailand. De Thaise mensen hebben veel respect voor hun koning en ik probeer mezelf op deze manier in hun cultuur te mengen.
In het schemer vind ik in een stukje bos tussen boerenvelden een plekje voor de nacht. Het is altijd spannend als ik door de Thaise weilanden loop. Ik kijk goed uit voor slangen en spinnen die ik weleens voor me weg zie schieten als ik fiets. Ik zou er maar per ongeluk op stappen.
De volgende dag doe ik weer een poging. Deze keer vraag ik een Thais persoon, die ik ontmoet had in Udon Thani, om mijn verhaal door de telefoon uit te leggen tegen de monnik. Het werkt. Hij brengt me naar de douche in de tempel waar ik mezelf op kan frissen. En laat mij even later zien waar ik mijn tent op kan zetten naast een groot Buddha beeld.
Hij komt me zakjes Nescafé brengen met een waterkoker. De waterkoker werkt niet, tenminste de stroom valt telkens uit. Ik pak mijn pannetje en mijn kookstelletje en begin water te koken. Zo zitten we samen naast Buddha. We kunnen niet met elkaar praten maar het lijkt of we elkaar begrijpen.
Het voelt fijn. Ik zou op dit moment nergens anders willen zijn dan hier, in Thailand, met deze monnik, in deze tempel.