“Mister bicycle, you put bicycle there and wait.” Ik wacht. Er komt een flesje water tevoorschijn vanachter het kleine luikje. “You like Thailand, mister bicycle?” Een zak met cakejes volgt. Ik pak er een cakeje uit. “You take two mister.” Mijn fiets staat nu tegen een hekje. Een hekje wat dient voor de wachtrij. “When you come back to Thailand?” Ik antwoord hem dat ik graag snel terug wil komen. Ik weet niet wanneer. “Here is your passport, wish you a save journey and see you next year!” Hij schuift mijn paspoort onder het luikje door met een nieuwe stempel. Ik eet de cakejes op terwijl mijn ogen vallen op een nieuwe grensovergang. Maleisië, staat er op het bord. Mijn ene laatste grensovergang. Het laatste land wat ik in deze reis zal gaan doorkruisen.
Thailand, wat bekend staat als het meest toeristische land van Zuid-Oost Azië, was voor mij een van de toplanden van deze reis. Vriendelijke mensen, een interessante straatcultuur, eetmarktjes, een prachtige kust en een unieke gastvrije cultuur. Van plaatsen gevuld met enthousiaste backpackers naar plaatsen waar zelden toeristen komen. Op die plaatsen hoefde ik soms geeneens af te rekenen voor mijn ijskoffie. Die vriendelijk dametjes achter de kraampjes die onderling smoesden: “Farang, farang!” Diezelfde dametjes die hard werken tijdens het toeristische seizoen om geld naar hun familie te sturen. Met een altijd positieve houding, zowel in de binnenlandse dorpjes als in de drukke kustplaatsen.
Vanaf het eiland Koh Lanta dalende ik af richting de grens van Maleisië. In Lanta was ik weer de nodige pondjes aangekomen. Het was vooral de schuld van het donut kraampje wat dicht bij de bamboehut stond. “Hello! donut?”, hoorde ik elke 20 minuten. Het waren de enige Engelse woorden die de jongeman sprak. Elke keer was het weer een uitdaging om uit te leggen welke donut ik nou wilde. “No sugar please.” En hij doopte dat ding wel vier keer in de suiker. Hij verstond me gewoon niet. Ik vond het wel grappig. Het karretje zag er ook wel lekker creatief uit, het kan zo mee met de Parade.
En zo kwam er ook een eind aan het hoofdstuk Thailand. Ik stak de grens over naar Maleisië.
“Allah akbar!”, klinkt het door de bergen van het natuurpark Bukit Wang Pisang. Ik zet hier mijn tent op. Iemand komt langs op een scooter, in de jungle. Hij stopt en kijkt mij met veel ongeloof aan. Ik lach vriendelijk met de hoop dat hij het niet lastig gaat maken om hier te overnachten. “Allah akbar!”, klinkt het weer door de bergen. Het Islamitische geloof is de dominante religie onder de Maleisiërs. Het is zelfs zo dat Maleisië haar land en deze religie beschermd door Islamitische mensen voorrechten aan te bieden. Bijvoorbeeld korting op het kopen van een huis of auto.
Als ik mijn weg fiets richting de stad Alor Setar word ik blij verrast door Goh Chia Chen. We hadden wat contact via mijn Facebook pagina. Chen wilde mij voor een nachtje hosten in Alor Setar. En ongelooflijk! Hij kwam mij 30 kilometer tegemoet fietsen om mij naar zijn huis te escorteren. Dat had ik nog niet eerder meegemaakt. Chen is een gepassioneerde fietser. Mijn gangetje met 22 km/h wordt opgeschroefd naar 30km/h. Het duurt ook niet lang voordat ik aankom in Alor Setar.
Chen trakteert me op een avondje Chinees eten. Zorgt voor een slaapkamer met airco en fietst de volgende dag maar liefst 30 kilometer met mij mee. Hij wilde mij gewoon blij maken en daar werd hij zelf ook blij van. Het is voor mij het zoveelste bewijs dat gastvrijheid overal ter wereld aanwezig is.
Ik ben nu in de bekende stad George Town in Penang. De laatste drie weken van mijn reis wordt een ontdekking van de Maleisische cultuur. Het 25ste land wat ik zal doorkruisen. Het land wat bekend staat voor de invloeden van andere culturen. Ongeveer de helft van de bevolking is autochtoon en maar liefst 25% is van Chinese afkomst. Ook zijn de Indiërs overduidelijk aanwezig. Het is een totaal andere cultuur dan het aangrenzende Thailand.
Spannend. De finishlijn komt nu wel heel dichtbij!