Na een aantal dagen toeren in de hooglanden van Qinghai-Tibet kwam ik aan in het dorpje Qumarleb. Ik liep een restaurantje binnen om wat te eten. Uiteraard was het menu aan de muur onleesbaar. Er hingen wat plaatjes van de lokale jakken (de hooglandse koeien). Ik probeerde uit te leggen aan de bediende dat ik het lokale jakvlees wel wilde uitproberen, toen ik opeens naar een tafeltje werd gewenkt. Drie jongens van mijn leeftijd zaten er te eten. Ze nodigde mij uit om mee te eten, een vrijgevig gebaar want ik kreeg direct een bord Chinese pasta onder mijn neus gedrukt. Het kiesprobleem was zo wel opgelost. Niet veel later kreeg ik iemand aan de telefoon die warempel perfect Engels sprak. Het was Tseyongtjee, de zus van een van de jongens die in Yushu woonde. Ik voegde haar toe aan mijn WeChat bestand. WeChat is het Chinese WhatsApp. Yushu was een stad die ik snel ging doorkruisen in mijn weg naar het zuiden.
Vijf jaar geleden, in 2010 was er een heftige aardbeving. Het hele stadje Yushu werd verwoest, inclusief de indrukwekkende Tibetaanse kloosters. Met de hulp van de Chinese overheid werd het stadje weer opgebouwd. In vijf jaar werd alles letterlijk uit de grond gestampt tot een stadje met veelal Tibetaanse beschilderingen.
Ik geloofde mijn ogen niet toen ik hier aankwam.
In Yushu kostte het me veel tijd om een betaalbaar onderkomen te vinden. Ik sjeesde van hotel naar gasthuis waar een prijs van 12 euro voor een bedje (geloof het of niet) toch een beetje veel is in deze omgeving. Uiteindelijk schakelde ik de hulp in van Tseyongtjee, die een kamertje van 7 euro per nacht voor me regelde in een Tibetaans onderkomen.
Geen douche maar het maakte me niet uit. Ik was gesetteld voor een dagje rust en sliep heerlijk voor twee nachtjes in een lekker warm bedje in het kleurrijke stadje Yushu.
De volgende dag loop ik naar een van de pinautomaten in het stadje. Ik heb geen contanten meer en moet broodnodig wat geld in mijn portemonnee zien te krijgen. Pinpas geweigerd. “Krijg nou wat?”, denk ik. Dit heb ik in China nog niet meegemaakt. Ik ben blut en heb echt wat geld nodig. Ook andere pinautomaten blijken niet te werken. Ik beland in een bank waar ik aan de slag ga met mijn vertaal app. Een jonge vriendelijke bankmedewerker staat mij te woord. Hij legt via zijn vertaal app uit: “Your card don’t work here. I am sorry.” Ja maar, waarom in de meest afgelegen Oeigoerse dorpjes wel en hier in dit hippe stadje niet? “You go to Xining, your card work in Xining.” Xining, dat is 500 kilometer naar het noorden, precies net niet op mijn route. Ik leg hem uit dat ik zonder geld in geen mogelijkheid in Xining kan komen. Opeens staat hij op en zegt: “Follow me.” We lopen de bank uit en de jonge bankmedewerker grijpt in de binnenzak van zijn jasje en zegt: “This is 200 yuan for taking the bus to Xining and 200 for food and to sleep.”
Ik geloof mijn ogen niet. Kan ik dit wel aannemen? Toch heb ik weinig keus. Dit is omgerekend 57 euro en voor mij een budget voor een week. Zo kan ik mijn reis weer even voortzetten en in het volgende stadje hopen op meer geluk. Zo was mijn geldprobleem even opgelost. De volgende dag fiets ik dan ook de stad uit met 400 yuan op zak en ook nog een voorraad Tibetaans eten van Tseyongtjee. Zoals onder andere tsumpa, het traditionele Tibetaanse ontbijt.
Ik heb weleens gehoord dat de vrijgevigheid in China minimaal is. Tsja, hier in het Tibetaans gedeelte heb ik niet te klagen. Onderweg word ik vaak uitgenodigd voor thee met jakboter.
De mensen hier zijn vriendelijk.
Als ik 50 kilometer uit de stad ben gefietst zie ik warempel twee Europees uitziende en volgeladen fietsen voor een restaurantje staan. Hier? Toerfietsers? Ik kan het bijna niet geloven. Ik zet mijn fiets ernaast tegen een muur, loop het restaurantje binnen en zie een westers koppel zitten.
“Waw guys, I didn’t expect to meet fellow western travelers here. Where are you going?”