Een motorfiets komt naast me rijden. Hij begint een gesprek met mij in Farsi. Ik versta er weinig van maar merk dat hij goede bedoelingen heeft. Hij leest mijn brief in Farsi over mijn reis. Hij bied aan om te helpen. Hij wil mij een stukje meetrekken. Er staat al drie dagen lang een felle, hete tegenwind. Het lijkt wel een oven hier. Ik besluit zijn aanbod niet af te slaan en kan wel wat gezelligheid gebruiken.
We stoppen. Mijn arm is moe. We binden zijn snelbinders om mijn fiets en rijden verder. Hard gaan we niet. We rijden hoogstens 20-25 km/h, tussen de steden Damghan en Sharud in Iran. Na een uur zo gereden te hebben stoppen we. De jongen lijkt mijn leeftijd. Hij vraagt mijn telefoonnummer. Niks raars, dit gebeurt regelmatig in gastvrij Iran. Mensen willen voor je zorgen. Een paar minuten later vervolgen we onze weg samen richting Sharud.
Ik ben alleen. Ik ben kwestbaar. Ik kom in gebieden waar er vrij weinig is. Ik leef van vertrouwen. Ik moet wel, anders zou deze reis wel heel eenzaam worden. Ik ben open en toegankelijk. Ik wil leren. Ik ben de Iraans cultuur inmiddels meer gaan begrijpen, al zal ik dat nooit helemaal doen. Ik ben anders opgegroeid, sommige dingen blijven ongewoon voor me.
Veel mensen komen naar me toe. In steden, langs de weg. Nieuwsgierig, vragen naar mijn reis. Waar ik vandaan kom, waar ik naartoe ga. Sommigen helpen mij met eten en drinken. Sommigen blijven niet gelovend naar mijn fiets staren. Ik ben dankbaar voor deze cultuur. Ik geniet ervan. Mensen maken mij blij en ik zie dat ze blij worden van mijn aanwezigheid.
De jongen op de brommer vraagt in Farsi aan mij wat ik allemaal van plan ben. Het lijkt gezellig. Ik vergeet even dat ik kwetsbaar ben. Ik vertrouw deze jongen. Hij zorgt voor me, al had ik daar niet naar gevraagd. Nog een half uur later stoppen we weer. Hij maakt de snelbinders los en vertelt dat hij een stukje verder de afslag moet gaan nemen. We zorgen nog even dat de telefoonnummers goed uitgewisseld zijn en hij vraagt me of ik hij een telefoontje mag plegen met mijn telefoon. Ik vertrouw hem. Ik ben al twee uur samen met hem. Zijn brommer gaat hoogsten 25 km/h, wat kan hij doen?
We rijden verder terwijl hij met mijn telefoon belt. Er is niets aan de hand en ik hou nog even zijn schouder vast. Dom. Ik begin iets te vermoeden en vraag niet al te vriendelijk meer mijn telefoon terug. Voor ik het weet trekt hij zijn gas open. De brommer gaat geen 20-25 km/h. De brommer gaat snel. De jongen die voor twee uur een vriendschap met mij opgebouwd heeft was maar op een ding af, mijn telefoon. Hij rijdt er zojuist mee weg.
Ik schreeuw. Ik kan het niet geloven hoe iemand zo koud kan zijn. Ik fiets achter hem aan maar kan hem niet bijhouden. Ik schreeuw naar automobilisten: “Stop him! Stop him!! My phone!!” Waarschijnlijk verstaat niemand me. Ik word wild. Ik word gek. Niet weer? Op deze manier? Mijn telefoon!
Met een zere keel kom ik na een half uur weer een beetje tot rust. Alles wat ik bij me had. Alles. Foto’s van familie. Informatie. Digitale boeken. Een nieuwe video update. Het is weg. Ik kan niet meer. Weer word ik verdrietig. Hoe dom kan ik zijn om dit mij voor een tweede keer te laten overkomen. Ik weet niet of ik wel dom was. Het voelde als een vriendschap. Hoe kon hij dit doen? Ik weet het even niet meer.
Opeens herinner ik mij iets. Heb ik niet een filmpje gemaakt van zijn nummerbord? Ik heb inderdaad een filmpje gemaakt van toen ik achter hem hing. Misschien kan ik zijn nummerbord zien? Na 20 minuten heb ik een lift naar Sharud. Ik vlieg een internet cafe binnen. Maak foto’s van het fimpje zodat zijn nummerbord te zien is. En ja! Ik kan het lezen. Cijfers in Farsi zijn niet meer vreemd voor me. Ik vraag de eigenaar waar het politiebureau is. Het is Muhammad. We gaan samen op zoek naar de dief. Muhammad rijd me naar het politiebureau. Na een check blijkt het een andere regio te zijn. We moeten de politie hebben in Damghan. Damghan is 50 kilometer terug. Mohammed rijd me ernaartoe.
We komen aan. Het politiekantoor voor telefoondiefstal is gesloten. Het is weekend. Helaas. Alles voor niks. Of, toch niet? Muhammad belt een vriend voor hulp. We rijden naar een andere politievestiging in Damghan. Hier lopen gevangenen rond met een ketting om hun benen en een hangslot eraan. Aan elkaar vast. Ik kijk mijn ogen uit. Ik weet niet wat ik zie.
De politie ondervraagd me en stuurt ons samen weg met een briefje waarop de naam van de dealer van de motorfiets vermeld staat. Hij vertelt erbij dat het lastig zal zijn de dader te vinden en helemaal mijn telefoon. Ik kan het beter laten rusten, is het advies. Ik kan het niet geloven. Er gaat niets gebeuren. Het is een nieuwe ervaring die ik moet verwerken. Los moet laten. Waar ik van moet leren.
Leren? Leren om minder te vertrouwen? Nee, dat nooit.
Ik sta in de startblokken richting een magnetron genaamd Turkmenistan. Ik heb een transit visum in mijn paspoort. Van 9 juli tot en met 13 juli ga ik samen met Ritso (de jongen op klompen) deze 480 kilometer fietsen. Mijn totale budget in contanten wat nog over is, is 35 dollar. Het zo fijn zijn als ik een pinautomaat tegenkom in de woestijn.
Ps. Omdat mijn telefoon gestolen is inclusief een bijna af video update laat social media van mij en een nieuwe video nog een tijdje op zich wachten. Ik hoop dat ik snel een nieuwe smartphone aan kan schaffen. Met dank aan mijn vriendin Lisa die nu social media een beetje bijhoudt. En verder iedereen super bedankt voor alle steun!