Het is donker en het is me zojuist gelukt een kampvuur te maken. Ik leg één van mijn gesneden stukjes Turks brood in mijn pannetje. Net op het moment dat ik het brood wil gaan roosteren schrik ik van stemmen in de verte. Ik kijk richting het geluid en zie een grote lamp op mij afkomen.
Ik zit hier alleen, mijn fiets staat tegen een boom en mijn tent heb ik netjes achter me neergezet. Ik ben op een plek waar ik niet weet of het wel ok is dat ik uitgebreid aan het kamperen ben. Ik weet zelfs niet van wie dit stukje grond is waar ik vannacht ga slapen. Achter de grote lamp zie ik vier mannen met donkere jassen. Ik begin me zorgen te maken. Wie zijn dat? En waarom komen ze zo gericht op mij aflopen? Wat moeten ze van me?
De dag na mijn bezoek aan Uzungöl was het weer tijd om de Ambassade van Iran op te zoeken. Mijn Visa Registration Code stond inmiddels in het systeem en na wat documenten in orde te maken zou het drie werkdagen duren voordat ik mijn visum op kon halen. Natuurlijk zat er een weekend tussen en moest ik mij nog vijf dagen extra gaan vermaken in Trabzon. Ik had helemaal geen geld om nog langer in het hostel te blijven. Na een lange discussie mocht ik één gratis nacht extra in het hostel blijven.
De volgende dag ging ik met spullen en al een kampeerplek opzoeken om de aankomende drie nachten te overbruggen. Ik besloot gewoon de bergen in te fietsen en na 15 kilometer klimmen vond ik dan ook een leeg grasveld waar ik in een hoekje mijn tent op ging zetten. Ik hoopte dat het vooral rustig zou zijn maar ik kwam er al snel achter dat mijn uitgekozen plek een soort van multifunctioneel recreatie grasveldje was. En wat blijkt, de dag dat ik aankwam was het een nationale vrije dag en de zaterdag en zondag was het weekend. En wat ook blijkt, een Nederlandse fietser die hier precies op dit grasveldje besluit drie dagen te overnachten, is waarschijnlijk nog nooit gebeurd en zal waarschijnlijk ook nooit meer gebeuren.
Mijn tent stond net een uur en toen kwam de eerste verrassing. Een kudde van minstens 200 schapen die ongestoord om mijn tent heen kwamen grazen. Ook de schaapherder kwam een kijkje nemen. Hij leek geïrriteerd en spuugde om de 30 seconden voor me op de grond. Een gesprek kon niet op gang komen. Wijzend naar mijn tent en vragend keek ik hem aan of het ok was dat ik hier ging slapen. Hij knikte met een geïrriteerde blik. Misschien was hij gewoon altijd wel geïrriteerd. Kan ik me wel voorstellen als je dag en nacht 200 schapen bij elkaar moet houden, zonder een degelijke wei met een hek eromheen. Ik kon hier dus in ieder geval blijven slapen.
Niet lang nadat de schapen weg waren stonden er opeens vier jongens nieuwsgierig om mij heen. Na de gebruikelijke vragen, waar ik vandaan kwam en wat ik hier in vredesnaam aan het doen was, vroeg één van hen: “Ekmek?” Dit betekent brood en daar was ik nog niet aan toe gekomen. Ik knikte bescheiden. Met een gebaar dat ik hier moest blijven, liepen ze weg om waarschijnlijk eten voor me te halen. En ongelooflijk, na 20 minuten kwamen ze terug met een groot brood met köfte erop. Die kleine stukjes vlees waar Turken in het hele land van zeggen dat de provincie Trabzon de beste heeft in heel Turkije.
De volgende ochtend werd ik wakker geroepen door de schaapherder: “hello, hello!” Samen met z’n zoon kwam hij even goedemorgen zeggen. Ik ritste mijn tent open en begroette hem. Hij stond zoals gewoonlijk te spugen. Hij en zijn zoon keken mij wel vijf minuten lang aan. Ik begon maar een bakje koffie te zetten en zo nu en dan vriendelijk te lachen.
Deze dag was een regenachtige dag met bescheiden verassingen. Waarschijnlijk om me voor te bereiden op de volgende dag. De volgende dag was zonnig en kwamen rond de middag vijf Turkse jongens met een bbq, een bak vol kip, en nog het één en ander aan eetgerei.
Er lag al twee dagen een schaap dat niet meer kon lopen en dus niet met de kudde meekon. Het lag gewoon op het grasveldje, levend, misschien te wachten tot hij weer kon lopen. Ziek of gewond, ik weet het niet precies. Wat ik wel precies weet is dat één van de Turkse jongens het schaap bij de hoorns beet pakte en hem meenam naar waar ze uitgebreid gingen eten. Ik besloot even poolshoogte te nemen want het schaap was toch van die man die steeds voor mijn tent kwam spugen?
Toen ik aan kwam lopen geloofde ik mijn ogen niet. Zonder pardon snijd één van de jongens het schaap z’n keel door, stopt het beest in een zak en gooit ‘m in de kofferbak. Verdwaasd vraag ik hem of dit normaal is en dat het schaap niet van die boer is. Hij maakt met handgebaren duidelijk dat dit de wil van Allah is en vraagt me vervolgens of ik mee wil eten. Ik snapte er helemaal geen fluit meer van en besloot maar gewoon aan te schuiven.
Nadat de jongens genoeg hout voor minstens een week kamperen voor me gehakt hebben, laat ik het hele tafereel even tot me bezinken. Met een grote zak brood en groenten naast me die ze voor me hebben achtergelaten weet ik nou niet of ik me schuldig moet voelen voor die boer die waarschijnlijk zijn schaap zal missen. Met die gedachten werd het niet veel later donker.
En toen, toen kwamen de mannen. Mompelden wat, één van hen pakte mijn pan en stopte het brood terug in de zak. Ik moest mee. Ik ging vanavond niet hier eten. We liepen 200 meter naar een restaurant. Ik was zojuist opgepikt door de dorpelingen die er via via achtergekomen waren dat ik hier aan het kamperen was. Ik ging eten, terwijl de rest TrabzonSpor – Beşiktaş aan het kijken waren. Er ontstond een traan in mijn oog die ik niet toeliet eruit te komen. Wat gebeurde er allemaal? Waar heb ik dit aan verdiend?
De volgende ochtend moest ik 8:00 terugkomen voor een ontbijt. Vervolgens ging mijn fiets met spullen achter in een jeep en werd ik naar het Iraanse consulaat gereden. We stopten, er werd 50 Turkse Lira in mijn hand gedrukt voor nog meer eten.
En nog meer verdwaasd stond ik daar met een mond vol tanden. Ik wilde het niet accepteren maar kreeg geen mogelijkheid het niet te doen.
Ik loop om 16:00 naar het consulaat voor mijn afspraak om 16:30. Ik moet in 30 minuten terug komen en krijg dan direct zonder problemen mijn visa voor een 30 dagen bezoek aan Iran.
Op aandringen van de dorpelingen die mij inmiddels ‘kardeş’ noemden, ging ik terug om daar de nacht door te brengen. De volgende morgen na een warme douche, met gewassen kleren, een uitgebreid ontbijt en met een tas vol olijven, kaas en brood stap ik op de fiets op weg naar Georgië.