Snel vertrek ik uit Farg’ona naar de grens van Oezbekistan met Kirgizië, misschien is de grens nog open als ik aankom. Het is net donker geworden en ik rij mijn fiets voor de twee grote ijzeren deuren van de grenspost van Quvasoy.
“What are you doing here?”, hoor ik vanachter de tralies. Er staat een jongen van mijn leeftijd in militaire uniform met een groot automatisch geweer op zijn borst. “Well, I am trying to get to Kyrgyzstan sir,” antwoord ik beleefd. “But my friend don’t you know it is closed. You have to come back tomorrow at 8:00am.”
Ik had al zo een vermoeden. Snel zoek ik een kampeerplek op 500 meter van de grens. Met die verplichte registraties in hotels iedere nacht is het toch al misgegaan. Dat wordt waarschijnlijk de officier omkopen om een boete te voorkomen. Dat zie ik morgen wel.
“Give me your passport,” zegt diezelfde jongen 12,5 uur later, de volgende ochtend om 8:30u. Zijn collega loopt ermee weg en komt even later terug met een wel heel bijzondere mededeling. “You cannot pass here, you are tourist. You go to Andijon.” Lekker is dat, had je gisteren ook wel mogen zeggen. Andijon is namelijk 150 kilometer verderop. Net of er niks aan de hand is komen beide nieuwsgierig naar mijn fiets kijken. “Do you like Uzbekistan?”, vraagt één van hen. Op dat moment weet ik even niet wat ik moet zeggen. Een strikvraag.
Ik zoek naar een antwoord. Er vliegen allemaal ideeën door mijn hoofd maar ik moet ze nauwkeurig afwegen. Ik vind namelijk de president egoïstisch omdat hij de weg af laat zetten, iedere dag als hij van en naar zijn werk gaat. Die registratieplicht staat nergens op en is alleen maar irritant en niet aantrekkelijk voor toeristen. Onderweg iedere 50 kilometer je paspoort laten zien is ook super vervelend. Illegale taxichauffeurs die toeristen oplichten, doet niemand wat tegen. De president die de inflatie niet toe wil geven, en geen grotere biljetten laat drukken. Iedereen loopt hier met een stapel biljetten over straat. Dat ik hier de grens niet mag passeren is een beetje vreemd. Dat ik precies dezelfde hoeveelheid geld het land in en uit moet nemen, snap ik de logica niet van. Dat sommige agenten nogal laag opgeleid en corrupt lijken te zijn. Dat wanneer ik dit allemaal uitleg, ik waarschijnlijk deze zelfde dag ergens op een poitiebureau beland.
“You know, I like Uzbekistan, it’s a bit different then Holland and the people are very polite here.” Ik spring op mijn zadel, roep nog even gedag en begin de 150 kilometer sprint naar de grenspost van Andijon. Om 19:00u gaat de grens dicht. Ik heb besloten dat ik vandaag dit land wil verlaten.
“Go, go, go!!”, moedigen een paar Oezbeken mij lachend aan als ik om 18:55u aan kom sjezen bij de grens. Ik kom er nog net door, wat een geluk. Wanneer de formaliteiten op een gehaaste manier afgehandeld worden, word ik helemaal blij. Ze willen naar huis en ik ben de laatste. Naar de registratie wordt geeneens gevraagd en binnen 10 minuten sta ik weer buiten.
“What is your name?”, vraagt de douaneambtenaar van Kirgizië. “Hendrik, you may call me Henk,” antwoord ik. “Hendrik, welcome to Kyrgyzstan.” Er volgt een stempel en zonder verdere irritante controles, formulieren en vragen, rij ik even later in het donker Kirgizië binnen.
Eindelijk, weer een beetje vrijheid.